Als het zaad in vochtige grond ligt, neemt het water op en gaat zwellen. Met behulp van de voorraden die in het zaad zijn opgeslagen, zal eerst het kiemworteltje gaan groeien. Daarna groeien de kiemlobben naar de oppervlakte. Als ze boven de grond uitkomen, strekken ze zich en gaan horizontaal staan.
De snelheid van opkomst varieert sterk en is in belangrijke mate afhankelijk van de temperatuur. De minimumtemperatuur voor kieming is ongeveer 3°C. Indien er geen storende invloeden zijn, zoals korstvorming en droogte, staat de helft van de planten boven bij een temperatuursom (gemiddelde etmaaltemperatuur minus 3°C; het aantal dagen) van circa 90 graaddagen vanaf zaaien.
Onder ideale testomstandigheden zal het zaad een kiemingspercentage van meer dan 90 procent hebben. In de praktijk zien we echter vaak lagere opkomstpercentages (50-90), afhankelijk van het zaaibed en de weersomstandigheden in de periode na het zaaien. Ook het ras en de partij waarvan het zaad afkomstig is, kunnen aanleiding geven tot opkomstverschillen. De oorzaak hiervoor kan liggen in de condities tijdens zaadproductie of in verschillen bij de zaadbehandeling, maar ook in de erfelijke eigenschappen van het ras.
Jonge plantjes zijn gevoelig voor nachtvorst (afhankelijk van de duur en van de afharding van het plantje vanaf circa -5°C) en kunnen hierdoor volledig ten gronde gaan. De teeltgebieden met de grootste risico's liggen in het noorden en oosten van ons land, vooral op de dalgronden. Ook verslemping, verstuiving en een onjuiste zaaidiepte kunnen het plantbestand sterk verlagen (zie hoofdstuk 3: ˈZaaienˈ).
Contact: André van Valen
Bepaal het bewaaradvies VORST voor uw locatie
Code bewaardavies VORST voor 'Lelystad'
Advies wel/niet afdekken met WINDDICHTE MATERIALEN
Het Bewaaradvies VORST suikerbieten is vanochtend om 9.00 uur vastgesteld met de op dat moment geldende weersverwachting. Zie datumcode linksonder in de kaart.