Versie: juli 2019
Zie Gewasbeschermingsbulletin suikerbieten.
Versie: juli 2019
Voor een geïntegreerde gewasbescherming is het belangrijk om een bewuste middelenkeuze te maken. Volgens principe vijf van een geïntegreerde gewasbescherming dient u rekening te houden met de effecten van middelen op de omgeving en specifiek op natuurlijke vijanden (zie ook 5.2.5). In deze paragraaf gaan we eerst in op milieubelastingspunten en vervolgens op de effecten van middelen op natuurlijke vijanden.
Milieubelastingspunten geven aan wat het effect van een gewasbeschermingsmiddel is op de omgeving. Het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) ontwikkelde een milieumeetlat om deze effecten weer te geven. Er is daarbij een indeling gemaakt in de volgende milieucompartimenten:
Daarnaast geeft de meetlat de risico's weer voor nuttige organismen (bestrijders en bestuivers; zie ook 5.1.2.2) en voor de gezondheid van de toepasser.
Voor alle milieucompartimenten is de toelatingsnorm van het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) per toepassing 100 milieubelastingspunten. Bij meer dan 100 punten is er te veel risico op schade aan bodem- of waterleven en/of grondwater. Streef er dan ook altijd naar om middelen met zo laag mogelijke milieubelastingspunten te gebruiken.
De actieve stof bepaalt de effecten op het waterleven en de toepassingstechniek heeft invloed op de mate waarop ze in het oppervlaktewater terechtkomt. Driftarme technieken kunnen de milieubelastingspunten sterk terugdringen. Vooral de persistentie van een actieve stof beïnvloedt de effecten ervan op het bodemleven, terwijl het effect op het grondwater vooral met de mobiliteit en afbraaksnelheid van een actieve stof te maken heeft. Bij dit laatste spelen vooral het organischestofgehalte en de pH een rol.
Voor de gewasbeschermingsmiddelen en combinaties van middelen die worden gebruikt in de bietenteelt staan in de meest recente GewasBeschermingsBulletin suikerbieten de milieubelastingspunten bij twee organischestofgehalten van de bodem bij 1% drift.
De volledige milieumeetlat is te vinden op: www.milieumeetlat.nl. Op deze website wordt de milieumeetlat vaker vernieuwd dan in de Teelthandleiding. Kijk daarom op de website van CLM voor de meest actuele stand van zaken.
Naast negatieve effecten op grondwater, bodem- en waterleven kunnen gewasbeschermingsmiddelen neveneffecten hebben op natuurlijke vijanden van ziekten en plagen in de bietenteelt en bestuivende insecten (bijen en hommels). Deze neveneffecten zijn ongewenst en kunnen ervoor zorgen dat de populatie van een plaag zich na een bespuiting weer snel opbouwt. Het kan ook gebeuren dat een andere plaag veel schade gaat doen, terwijl deze eerst onder controle werd gehouden door natuurlijke vijanden, zoals lieveheersbeestjes, gaasvliegen, sluipwespen en loopkevers. Deze nuttige insecten hebben namelijk vaak meer tijd nodig om te herstellen na een insecticidenbespuiting, dan een plaaginsect als bladluis of bietenvlieg. Denk altijd goed na of een plaagbestrijding nodig is en of het niet meer kwaad doet dan goed. Zie het tabblad 'biologische bestrijders' in de applicatie ziekten en plagen voor een overzicht van de belangrijkste natuurlijke vijanden in suikerbieten.
Vooral breedwerkende insecticiden hebben negatieve effecten op populaties van natuurlijke vijanden (tabel 5.1.1). Pyrethroïden, zoals Decis EC (of een ander middel met deltamethrin), Sumicidin Super en Karate Zeon, werken zeer breed, waarbij dus ook lieveheersbeestjes, gaasvliegen en andere natuurlijke vijanden het moeten ontgelden. Van de luizenmiddelen is Calypso minder vriendelijk voor natuurlijke vijanden dan Teppeki of Pirimor. De laatsten hebben dan ook de voorkeur als het gaat om neveneffecten te verkleinen.
Insecticiden en fungiciden, die in de pil zitten en de bietenplant in zijn prille stadium beschermen, hebben niet of nauwelijks een negatief effect op nuttige insecten en schimmels. Middelen die op het zaad worden toegepast, zijn dan ook niet genoemd in tabel 5.1.1.
De meeste fungiciden zijn goed te gebruiken in een geïntegreerde teelt, aangezien ze natuurlijke vijanden weinig kwaad doen (tabel 5.1.1). De meeste herbiciden hebben geen nadelige effecten op natuurlijke vijanden.
Tabel 5.1.1 Neveneffecten van een bespuiting met insecticiden en fungiciden op natuurlijke vijanden en bestuivers. A (groen) is bruikbaar, B (oranje) is beperkt bruikbaar en C (rood) is niet bruikbaar in een geïntegreerde teelt. Herbiciden zijn niet opgenomen, omdat er nauwelijks kennis is over de neveneffecten. De tabel is gebaseerd op gegevens van het CLM uit juli 2019 (www.milieumeetlat.nl).
Versie: augustus 2019
Het 'Activiteitenbesluit milieubeheer' is sinds 1 januari 2013 van kracht. Dit besluit is een combinatie van het 'Lozingenbesluit open teelt en veehouderij' en het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer'.
Het doel van het besluit is de emissie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen naar het oppervlaktewater verminderen en bijdragen aan een betere kwaliteit van het oppervlaktewater. Van alle ondernemers die vallen onder het activiteitenbesluit, wordt verwacht dat zij op hun bedrijf de juiste maatregelen nemen.
Het 'Activiteitenbesluit milieubeheer' komt in hoofdzaak neer op:
De regels voor de percelen zijn op 23 juni 2017 aangepast aan de verschillende teelten en/of gewassen. De belangrijkste voor gewasbescherming van suikerbieten zijn:
Vanaf 2019/2020 is de verplichting van een drukregistratievoorziening op de veldspuit hieraan toegevoegd:
Versie: februari 2019
Een actuele lijst van in suikerbieten toegelaten gewasbeschermingsmiddelen is te raadplegen op onder andere de IRS-site. Via de digitale IRS-nieuwsbrief kan iedereen zich opgeven voor berichten over gewasbescherming. Alle abonnees ontvangen een e-mailbericht als de lijst 'toelatingssituatie gewasbeschermingsmiddelen' is aangepast.
Versie: april 2018
Ga voor uitleg over de spuitlicenties naar de website: www.erkenningen.nl.
Versie: augustus 2019
De gewasbeschermingsmonitor dient gedurende het teeltseizoen te worden bijgehouden en dient binnen twee maanden nadat de teelt is afgerond volledig te zijn. Op die manier kan een teler dus de maatregelen die hij genomen heeft ook evalueren.
In de gewasbeschermingsmonitor dient aandacht besteed te worden aan de volgende aspecten:
Het is mogelijk om dit te registreren voor uw bietenteelt via Unitip, het teeltregistratieprogramma op de website van Suiker Unie. Let er dan nog wel op dat u de genomen teeltmaatregelen evalueert. Dit kan bijvoorbeeld door het raadplegen van de rapporten en adviesplannen in Unitip. Het is ook mogelijk om dit vast te leggen door de Excel-file of de pagina's in te vullen die u hieronder aantreft. Hierin zijn per onderdeel vijf kolommen weergegeven, uiteraard is het afhankelijk van de hoeveelheid waarnemingen hoeveel kolommen u in dient te vullen. In paragraaf 5.2 Duurzame gewasbescherming vindt u meer informatie over de achtergrond van de totstandkoming van de gewasbeschermingsmonitor.
Gewasbeschermingsmonitor bieten (Excel-bestand)
Contact: Elma Raaijmakers, Bram Hanse, Sjef van der Heijden, Levine de Zinger, Linda Frijters
Document: 5.1.4 toelatingssituatie gewasbeschermingsmiddelen suikerbieten
Document: 5.1.6 Gewasbeschermingsmonitor
Bepaal het bewaaradvies VORST voor uw locatie
Code bewaardavies VORST voor 'Lelystad'
Advies wel/niet afdekken met WINDDICHTE MATERIALEN
Het Bewaaradvies VORST suikerbieten is vanochtend om 9.00 uur vastgesteld met de op dat moment geldende weersverwachting. Zie datumcode linksonder in de kaart.
Wordt de kaart niet goed weergegeven, klik dan op deze link.
Naast de suikerbietenteelt is het IRS ook actief in onderzoek en voorlichting voor de cichoreiteelt. Het onderzoek is onder andere gericht op de onkruidbestrijding, rassen en zaadkwaliteit. Alle informatie over de cichoreiteelt, zoals actuele berichten en teeltinformatie, is te vinden op www.cichorei.nl.
De lijst van in suikerbieten toegelaten gewasbeschermingsmiddelen is geactualiseerd en is te raadplegen op onder andere de IRS-site: www.irs.nl/toelatingssituatie. Deze lijst wordt geactualiseerd door de BO Akkerbouw.